ICT en vertalers in Vlaan­deren (2)


De auteurs van onderstaand artikel zijn Uus Knops, Martine Baetens en Arnout Horemans. Zij zijn verbonden aan het Kenniscentrum voor Vertaaltechnologie van de Erasmushogeschool Brussel.

Het Kenniscentrum voor Vertaaltechnologie van de Erasmushogeschool Brussel heeft in het najaar van 2004 een enquête gehouden over het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de vertaalsector in de regio's Vlaanderen en Brussel. Alle vormen van software die in het vertaalproces gebruikt kunnen worden, gaande van e-mail en eenvoudige databanken voor terminologiebeheer tot automatische vertaalsystemen, kwamen aan bod. Met deze enquête wilde het Kenniscentrum in de eerste plaats onderzoeken of het onderwijsaanbod van de vertaalopleiding voldoende is afgestemd op het werkveld van haar afgestudeerden.

De enquête is online afgenomen. Ongeveer 450 professionele vertalers, werkzaam in de regio's Vlaanderen en Brussel, werden uitgenodigd om de enquête in te vullen. De resultaten waarover wij hier rapporteren, betreffen de antwoorden van 145 respondenten, waarvan 51% (74) freelancers, 30% (44) werkzaam in een vertaalbureau en 19% (27) werkzaam op de interne vertaaldienst van een overheidsinstelling of een commercieel bedrijf. De vrij hoge respons (32%) is ongetwijfeld toe te schrijven aan onze goede relaties met het werkveld en aan het feit dat de genodigden behalve schriftelijk ook telefonisch werden aangemoedigd om de enquête in te vullen. Bovendien werd er onder de geënquêteerden naderhand een prijs verloot.

Een eerste reeks van resultaten betreft algemene karakteristieken van de sector in de onderzochte regio's. Een opvallend gegeven is dat 85% (123) van de geënquêteerden als freelancer werkt of in een vertaaldienst met minder dan 5 werknemers. De vertaalbureaus zijn vaak eenmanszaken of kleine bedrijfjes, net zoals de vertaalafdelingen van grotere instellingen of bedrijven. Slechts 6% (9) van de geënquêteerden werkt op een dienst met meer dan 20 werknemers en 12% (18) op een dienst met meer dan 10 werknemers. Dit gegeven lijkt te wijzen op een versnippering van de vertaalmarkt. In dezelfde richting wijst ook het gegeven dat een vrij groot aantal van de respondenten, 46% (64), een vertaalvolume van meer dan 2000 pagina's per jaar verwerkt. Maar die versnippering is hoofdzakelijk een versnippering in ruimte en vertaalvolume, niet zozeer in tijd: 47% (68) van de respondenten is al meer dan 10 jaar actief in de sector en 75% (109) meer dan 5 jaar. De taalparen waarin het meest wordt gewerkt zijn in afnemende volgorde van belangrijkheid: Frans-Nederlands, Engels-Nederlands, Nederlands-Frans, Nederlands-Engels, Duits-Nederlands, Nederlands-Duits en Spaans-Nederlands. Alle mogelijke tekstsoorten worden door de ondervraagden vertaald, maar teksten van algemene of technische aard het meest.

71% van de ondervraagden besteedt ook vertaalwerk uit. De belangrijkste redenen voor uitbesteding zijn ongekende talencombinaties en teveel gelijktijdige opdrachten. Binnen deze groep worden vertaalopdrachten hoofdzakelijk uitbesteed aan freelancers (73%). Wordt vertaalwerk uitbesteed aan vertaalbureaus, dan gebeurt dat bijna uitsluitend door de vertaaldiensten van instellingen en bedrijven (87%), zelden door vertaalbureaus (19%) en nog minder vaak door freelancers (8%). Freelancers geven ook aan dat hun belangrijkste opdrachtgevers de vertaalbureaus zijn; vertaalbureaus daarentegen werken hoofdzakelijk voor instellingen en bedrijven en vertaalafdelingen van instellingen en bedrijven vertalen dan weer in de eerste plaats voor de eindgebruiker. Slechts 8% van de vertaaldiensten die hun vertaalopdrachten aan freelancers uitbesteden, stellen deze freelancers ook gratis vertaalsoftware ter beschikking.

De communicatie tussen vertaler en opdrachtgever of klant verloopt hoofdzakelijk via e-mail en telefoon. Slechts 5% van de ondervraagden maakt gebruik van de vertaalportals op het internet om opdrachten te plaatsen of te verwerven. Ook voor het aanleveren en terugbezorgen van vertalingen is e-mail (bijlage in e-mail) met afstand het populairste kanaal, al worden andere kanalen (fax, FTP-server, cd-rom, post, enz.) ook tamelijk intensief gebruikt. De aangeleverde vertalingen vertonen een zeer grote verscheidenheid aan formaten. De meest courante formaten zijn: doc, rtf, html, pdf, xls, ppt en xml, in afnemende orde.

Wat de elektronische bronnen en naslagwerken betreft, scoren de zoekrobots het hoogst, gevolgd door woordenboeken op cd-rom en online woordenboeken die gratis kunnen worden geraadpleegd. Helemaal niet populair zijn de betalende online woordenboeken. Die worden slechts door 2% van de ondervraagden gebruikt. Bekijken we de verschillende groepen afzonderlijk dan stellen we vast dat freelancers vaker gebruik maken van gratis online woordenboeken dan van (betalende) woordenboeken op cd-rom; en dat vertaalbureaus daarentegen vaker gebruik maken van (betalende) woordenboeken op cd-rom dan van (gratis) zoekrobots. Ongetwijfeld hangt dit verschil samen met de aard van het werk: vertaalbureaus specialiseren zich eerder in revisiewerk dan in het eigenlijke vertaalwerk dat aan de freelance vertalers wordt uitbesteed. Samenvattend kunnen we stellen dat het internet in de onderzochte regio's volledig is ingeburgerd, vooral echter als communicatiemiddel, als transmissiekanaal en als gratis bron van informatie, in veel mindere mate als werkgever en als bron van informatie waarvoor moet worden betaald.

In de enquête werden specifieke vragen gesteld over het gebruik van beheersystemen voor terminologie, terminologie-extractors, vertaalgeheugens, machinevertaling, lokalisatietools, revisietools, projectmanagementtools en automatische dicteersystemen. Van al deze tools en systemen zijn de revisietools het populairst. Zij worden door 97% van de ondervraagden gebruikt. Het gaat hier in vrijwel alle gevallen om de spelling-, grammatica- en stijlcheckers die in tekst- en vertaaleditoren zijn geïntegreerd. Slechts enkele ondervraagden (2%) gebruiken hiervoor eigen ontwikkelingen.

Op de tweede plaats komen tools voor projectmanagement. Deze worden door 70% van de ondervraagden gebruikt. Veruit het meest populair in deze categorie zijn de Officetools van Microsoft, zoals Excel (45%), Outlook (34%) en Access (2%), en daarnaast ook MS Project (4%). Dit laatste programma wordt alleen gebruikt door vertaalbureaus en door één vertaalafdeling van een bedrijf. Eigen maatsoftware wordt gebruikt door 5% van de ondervraagden, alweer hoofdzakelijk vertaalbureaus. Slechts sporadisch wordt gebruik gemaakt van tools die specifiek voor vertaalprojectmanagement zijn ontwikkeld, zoals Translation Office 3000 (gebruikt door 2% van de ondervraagden) en LTCOrganizer (gebruikt door 1%).

Op de derde plaats komen de vertaalgeheugens. Vertaalgeheugens worden door 54% van de geënquêteerden gebruikt. Marktleider is Trados, goed voor een marktaandeel van 50%. In de vertaalafdelingen van bedrijven en overheidsinstellingen wordt zelfs uitsluitend Trados gebruikt. Freelancers en vertaalbureaus maken ook gebruik van andere programma's, zoals DéjàVu (19%), Wordfast (11%), StarTransit (9%) en SDLx (5%). De programma's Multitrans, Fusion en Across kennen telkens slechts één gebruiker. Twee vertaalbureaus hebben hun eigen vertaalgeheugensoftware ontwikkeld. Prijsaanpassingen ten gevolge van matches in het vertaalgeheugen worden door 32% van de gebruikers nooit en door 43% soms toegepast.

Op de vierde plaats komen de terminologiebeheersystemen. Deze worden door 50% van de geënquêteerden gebruikt. Net zoals bij de vertaalgeheugens is Trados marktleider met een marktaandeel van 53%, gevolgd door DéjàVu die 20% van de gebruikers voor zijn rekening neemt. Andere programma's, zoals Termbase van SDL, TermStar, Wordfast, eigen ontwikkelingen, Dicomaker, Fusion en Termglobal hebben elk minder dan 5% van de gebruikers.

Termextractietools worden slechts door 23% van de ondervraagden gebruikt. Dat is aanzienlijk minder dan het gebruik van vertaalgeheugens en terminologiebeheer-systemen. Sommige ondervraagden bleken ook niet goed te begrijpen wat onder tools voor terminologie-extractie moet worden verstaan. Maar grosso modo komt het beeld van de markt overeen met dat van de twee vorige tools: Trados (49%) is marktleider en wordt gevolgd door DéjàVu (37%). Een reeks andere tools die elk een zeer klein gedeelte van de gebruikers voor hun rekening nemen zijn Fusion, Transit, TermFinder (SDL) en eigen maatsoftware.

Nog marginaler in gebruik zijn systemen voor automatische vertaling (10%), tools voor lokalisatie (10%) en automatische dicteersystemen (8%). Het meest gebruikte systeem voor automatische vertaling is Systran (71%). De overige systemen hebben telkens slechts één gebruiker: SDL Enterprise Translation Server, iTranslator, Lantmark, en de assemble-functie van Déjà Vu. Het meest gebruikte lokalisatieprogramma is Catalyst (44%), gevolgd door Multilizer (12%), Passolo (12%) en SDL Insight (8%). Wat betreft de spraakherkenningssoftware is Dragon Naturally Speaking het populairst (64%).

De relatief lage gebruikscijfers voor automatische vertaalsystemen, lokalisatietools en automatische dicteersystemen hadden we wel verwacht. Automatische vertaal- en dicteersystemen zijn ook internationaal nog niet echt ingeburgerd. Lokalisatietools zijn nuttig voor lokalisatieopdrachten, maar dit soort opdrachten wordt slechts door een klein gedeelte van de ondervraagden uitgevoerd. De relatief lage gebruikscijfers voor vertaalgeheugens en terminologische tools hadden we eerlijk gezegd niet verwacht. Ligt hier een belangrijke opdracht voor meer en betere informatie, voor meer en betere scholing, of voor meer en betere (taalspecifieke) ontwikkeling, bijvoorbeeld wat de termextractoren betreft? Of zijn de vertaalopdrachten per afzonderlijke vertaler of vertaaldienst te divers, zodat iedere vorm van databeheer contraproductief is en ook hier van een versnippering of van een gebrek aan specialisatie moet worden gesproken?

Bekijken we de opgegeven redenen waarom bepaalde programma's wel of niet worden gebruikt dan ontstaat het volgende beeld. De door de respondenten vaakst aangehaalde redenen om een bepaalde tool te gebruiken zijn in dalende volgorde van belangrijkheid: (1) het gebruiksgemak of de gebruikersvriendelijkheid, (2) het feit dat een bepaalde tool als standaard of marktleider geldt en het gebruik ervan bijgevolg min of meer wordt gevraagd of opgelegd door opdrachtgevers, werkgevers en/of collega's, (3) de doelmatigheid van de toepassing, met andere woorden, de efficiëntie- en productiviteitsverhogende waarde ervan, (4) de vertrouwdheid of bekendheid met een bepaalde toepassing, (5) de kwaliteit en betrouwbaarheid van de toepassing en van de ondersteuning na verkoop alsmede de consistentieverhogende en dus kwaliteitsbevorderende waarde van een aantal specifieke toepassingen (bijv. terminologiebeheer), (6) de integratie met een bestaande en gebruikte omgeving, en (7) de betaalbaarheid. De vaakst aangehaalde redenen om een bepaalde toepassing niet te gebruiken zijn in dalende volgorde van belangrijkheid: (1) het gebrek aan nut of doelmatigheid, (2) het gebrek aan tijd om een bepaalde toepassing te (leren) gebruiken, (3) de kostenfactor, en (4) de moeilijkheidsgraad bij het leren en gebruiken van een bepaalde tool.

De doelmatigheid of productiviteitsverhogende waarde van een toepassing wordt weliswaar niet als de eerste positieve gebruiksfactor opgegeven, maar wel als de eerste negatieve gebruiksfactor. Is een vertaler niet overtuigd van het nut van een bepaald programma of van de productiviteitsverhogende en tijds- en kostenbesparende waarde, dan zal hij niet tot aanschaf en gebruik overgaan. De integratiefactor en de kostenfactor worden minder vaak vermeld als bevorderende of belemmerende factoren, maar de feitelijke gegevens spreken dit resultaat enigszins tegen. Het relatief grote succes van revisietools zoals spelling- en grammaticacheckers, van Outlook en Excel voor projectmanagement en van terminologiebeheersystemen en terminologie-extractoren die in vertaalgeheugen-omgevingen zijn geïntegreerd, lijkt ons eerder te wijzen op een zeer gebruiksbevorderend effect van integratie en gratis beschikbaarstelling binnen de courante werkomgeving.

Met de bekendheidsfactor wordt bedoeld dat de naam en/of het gebruik van een bepaalde toepassing in een vorige beroepsactiviteit of in een opleiding werd aangeleerd. Uit het relatieve belang van deze factor blijkt dat de vertalersopleidingen een grote invloed kunnen uitoefenen op het keuzegedrag van de afgestudeerden. Niet toevallig zijn Trados en Déjà Vu, de twee vertaalgeheugens die in de vertalersopleidingen in Vlaanderen worden gebruikt, ook de meest gebruikte tools op het werkterrein. Waarschijnlijk is er een invloed in twee richtingen: van het werkterrein op de opleiding en van de opleiding op het werkterrein. Verder zal een programma dat in de opleiding op een systematische wijze werd aangeleerd, wellicht als gemakkelijker en gebruikersvriendelijker worden ervaren, dan een programma dat met trial en error moest worden uitgezocht. Misschien moeten de vertalersopleidingen hierop beter inspelen en zouden ze er goed aan doen om te kiezen voor een grotere marktonafhankelijkheid, een sterker gediversifieerd toolaanbod en een methodologie om vertaalprogramma's op kwaliteitscriteria te beoordelen. In ieder geval staat buiten kijf dat de bekendheid met vertaaltechnologische systemen de marktpositie van onze pas afgestudeerden in positieve zin beïnvloedt. Tenslotte blijkt nog dat professionele vertalers kampen met een gebrek aan tijd en middelen voor permanente bijscholing, hetgeen niet erg bevorderlijk is voor hun kennis van de technologische ontwikkelingen van het beroep. Dit probleem zou volgens ons op een structurele wijze moeten worden aangepakt via een ruimer bijscholingsaanbod en een certificeringsprogramma, zoals dat ook voor andere beroepsgroepen bestaat.


Uw opinie kunt u mailen naar:
eugenia.knops@docent.ehb.be



 

Aanvullende gegevens